Een aantal jaar geleden heb ik met bloed, zweet en tranen mijn rijbewijs gehaald. Wat een drama was het. Ik weet niet meer hoe veel rijlessen ik in totaal heb gehad, maar het zijn er in ieder geval ontzettend veel geweest. Ik vond het ontzettend moeilijk om me op alles tegelijk te moeten concentreren: schakelen, op het verkeer letten, knipperlicht, gas geven, remmen… Er ontstond volledige kortsluiting in mijn hoofd en ik vroeg me af hoe mensen dit ooit konden leren?
Na een tijd vol frustratie en een rij-instructeur die iedere les in mijn oren schreeuwde wat ik allemaal niet goed deed en waar ik op moest letten, wilde ik het bijna opgeven. Ik kon dit simpelweg niet. Ik faalde. Ik was bang in de auto en zou dit nooit onder controle krijgen, dacht ik.
Uiteindelijk ben ik overgestapt op het rijden met een automaat. Hoewel ik rijden en rijles nog steeds verschrikkelijk vond, ging dit me al wel iets beter af. Ik kreeg weer een klein beetje hoop en besloot toch door te gaan met rijles.
Na zo’n drie of vier keer op te zijn geweest voor mijn theorie-examen, mocht ik eindelijk praktijkexamen doen. Wat was ik zenuwachtig. Natuurlijk haalde ik het niet, ik had er al weinig vertrouwen in. Ik weet eerlijk gezegd niet meer of ik nou twee of drie keer praktijkexamen heb gedaan, maar uiteindelijk heb ik het gehaald. Ik was ontzettend opgelucht dat ik vanaf toen nooit meer rijles zou hoeven te doen maar maakte me tegelijkertijd ook zorgen: ik mocht nu alleen in de auto stappen… Kon ik dat wel?
Ik vond het eng, ontzettend eng. Vooral met een bijrijder, die me naar mijn gevoel constant in de gaten hield. Maar ik vond het ook doodeng om alleen te rijden. Ik snapte die auto soms gewoon niet. Soms raakte ik zo in paniek dat ik niet eens meer wist aan welke kant ook alweer het gas zat en aan welke kant de rem. En in welke stand moest ik ook alweer parkeren? Mijn hoofd liep over van alle dingen waar ik aan moest denken. Dat resulteerde er dan ook in dat ik de eerste jaren nadat ik mijn rijbewijs had, nauwelijks heb gereden. Ik vond het doodeng. En als ik dan eens in de auto stapte, dan durfde ik niet over de snelweg. Inhalen en invoegen vond ik verschrikkelijk. Omdat ik nauwelijks reed, leek mijn rijangst eigenlijk steeds erger te worden: hoe langer ik niet in de auto had gezeten, hoe hoger de drempel werd om er weer eens in te stappen. Ik had destijds geen eigen auto en er was ook geen noodzaak voor mij om in de auto te moeten stappen: ik kon eigenlijk vrijwel overal op de fiets naar toe. Op die manier kon ik mijn angst makkelijk blijven vermijden.
Op een zeker moment verhuisde ik en kon ik niet meer alles op de fiets doen. Ik wilde een scooter kopen, maar omdat mijn zusje een nieuwe auto kreeg kon ik die van haar overnemen. De auto die mijn vader eigenlijk sowieso voor ons twee had gekocht, maar waar ik vrijwel nooit in durfde te rijden. Ik was doodsbang. Ik hoefde die auto niet. Wat moest ik daar mee? Ik verzon allerlei smoesjes in mijn hoofd waardoor ik het autorijden nog langer zou kunnen uitstellen, maar bedacht me tegelijkertijd ook dat het heel handig zou zijn als ik een auto had en zou durven te rijden. Ik dacht aan de vrijheid die het me zou kunnen brengen. Daar verlangde ik enorm naar. Tegelijkertijd bekroop een gevoel van angst me alleen al bij de gedachte om weer alleen in de auto te moeten gaan rijden. Al was het maar een klein stukje. Ik vond het verschrikkelijk.
De eerste tijd reed ik alleen maar naar het dierenasiel, waar ik vrijwilligerswerk deed. Ik heb de eerste paar keer doodsangst uitgestaan. Over de snelweg. Inparkeren. Wat een hel. Wat deed ik mezelf aan? Toch bleef ik het doen en ervaarde ik dat de weg naar het asiel steeds veiliger begon te voelen. Alle andere routes waren nog steeds doodeng, maar die route: die voelde na een tijdje best prima. Dat kon ik wel.
Een tijdje er na kreeg ik een relatie. Het was toch wel leuk als we eens af en toe samen ergens naar toe konden gaan en we geen rekening hoefden te houden met de trein. Omdat hij geen auto had, moest ik wel rijden. Het kon niet anders. Ik praatte mezelf moed in met de gedachte dat de weg naar het asiel inmiddels goed ging. Dan zou ik toch ook wel eens wat anders kunnen proberen? Alweer was het doodeng. Maar toch deed ik het. Ik heb een paar keer paniek-momentjes gehad, maar uiteindelijk overwon ik wél mijn rijangst. Het ging me steeds makkelijker af en na een tijdje voelde ik me zelfs best vertrouwd in de auto. Uiteindelijk durfde ik steeds langere ritjes aan. Onbekende wegen waren lang niet meer zo eng, ik begon het zelfs leuk te vinden. Eindelijk ervaarde ik de vrijheid van het hebben van een auto. Vanaf toen waren zelfs ritjes van twee uur of langer niet meer iets dat mij doodsangst bezorgde. Misschien was het nog wel een beetje spannend, maar vooral ook heel fijn.
Inmiddels voel ik geen angst meer om te rijden. Af en toe raak ik nog wel even in paniek als ik een rotonde met veel te veel rijbanen zie. En soms vind ik parkeren een beetje frustrerend, maar volgens mij hebben we daar allemaal wel eens last van. Over het algemeen voel ik me vertrouwd in mijn auto. Ik heb plezier in het rijden en op en neer naar Eindhoven rijden voor mijn opleiding vind ik niet eens meer spannend. Ik geniet, met mijn muziek keihard aan.
Reactie plaatsen
Reacties