Hoe stap je uit de cirkel van angst?

Gepubliceerd op 29 april 2024 om 06:30

Het herstellen van een eetstoornis, ofwel voedings- en lichaamsgerichte coping, is een complex en uitdagend proces, waarbij het aangaan van angsten een centrale rol speelt. Mensen die lijden aan anorexia ervaren vaak diepgewortelde angsten met betrekking tot eten, gewichtstoename, controleverlies en lichaamsbeeld. Deze angsten vormen obstakels op de weg naar herstel en kunnen het proces bemoeilijken. In deze blog gaan we dieper in op waarom het aangaan van angsten zo moeilijk is en wat zou kunnen helpen om uit de cirkel van angst te stappen.

 

Ambivalentie ten opzichte van herstel

Het aangaan van angsten bij het herstel van anorexia nervosa (of andere eetstoornissen) is moeilijk om verschillende redenen. Ten eerste hebben mensen met anorexia vaak een diepgewortelde angst voor gewichtstoename en verlies van controle over hun lichaam. Deze angsten worden vaak versterkt door sociale normen en maatschappelijke idealen die slankheid promoten als een teken van schoonheid en succes. Daarnaast ervaren mensen met anorexia zichzelf vaak als 'niet ziek genoeg' of ervaren ze ambivalentie ten opzichte van herstel, wat het moeilijk maakt om de nodige stappen te zetten om hun angsten onder ogen te zien.

 

Verstoorde patronen in de hersenen en de rol van trauma

Ook neurobiologische en psychologische factoren spelen een rol. Onderzoek heeft aangetoond dat mensen met anorexia vaak verstoorde patronen vertonen in de hersenen die verband houden met beloning, angst en impulscontrole (Kaye et al., 2009). Deze verstoringen kunnen het moeilijker maken voor mensen met anorexia om beloningen te ervaren van gezond gedrag en verandering, en kunnen hun angstrespons versterken, waardoor het vermijden van angst-oproepende situaties wordt versterkt.

 

Naast de verstoorde patronen in de hersenen die verband houden met beloning, angst en impulscontrole, zoals eerder genoemd (Kaye et al., 2009), is er ook toenemend bewijs voor de rol van trauma bij de ontwikkeling en het beloop van eetstoornissen. Traumatische ervaringen kunnen een diepgaande invloed hebben op het psychologisch welzijn en kunnen bijdragen aan het ontstaan en in stand houden van eetstoornissen.

 

Zo heeft onderzoek aangetoond dat mensen met anorexia nervosa een verhoogde prevalentie van trauma hebben in vergelijking met de algemene bevolking (Brewerton, 2007). Traumatische ervaringen kunnen leiden tot een verstoring van het gevoel van eigenwaarde, emotionele regulatieproblemen en een negatief lichaamsbeeld, wat op zijn beurt kan bijdragen aan het ontstaan en in stand houden van eetstoornissen.

 

Ook kunnen traumatische ervaringen veranderingen veroorzaken in de structuur en functie van de hersenen, met name in gebieden die betrokken zijn bij stressrespons, emotieregulatie en beloningsverwerking (Heim & Nemeroff, 2001). Deze veranderingen kunnen het herstelproces bemoeilijken.

 

Vorm van zelfregulatie

Het niet-eten, zo weinig mogelijk eten of juist heel veel eten kan een manier zijn om met emotionele pijn om te gaan. Door voedselrestrictie, controle over voedselinname en obsessie met gewicht en lichaamsvorm proberen mensen met anorexia vaak gevoelens van machteloosheid en kwetsbaarheid uit de weg te gaan (Brewerton, 2007). Ook eetbuien kunnen dienen als een manier om tijdelijke verlichting te bieden van negatieve emoties en kunnen worden gezien als een vorm van emotionele zelfregulatie.

 

Hoe stap je uit de cirkel van angst?

Hoewel het aangaan van angsten een centrale rol speelt in het herstelproces, is het tevens een ontzettend complex proces. Als mens zijn we vaak geneigd om angsten en moeilijke situaties uit de weg te gaan. Het vermijden van angstige of stressvolle situaties kan op korte termijn namelijk verlichting bieden. Vermijden lijkt in eerste instantie de snelste manier om angstgevoelens te verminderen of te voorkomen. Hierdoor wordt de neiging om situaties te vermijden versterkt, omdat mensen zich onmiddellijk beter voelen wanneer ze niet worden geconfronteerd met hun angst. Vermijdingsgedrag leidt dus tot een tijdelijke vermindering van angst. Deze vermindering van angst fungeert als een negatieve versterker, waardoor de kans groter wordt dat iemand in de toekomst opnieuw vermijdingsgedrag vertoont om met angst om te gaan. Vermijdingsgedrag kan hierdoor een geconditioneerde ervaring worden, waardoor er nauwelijks ruimte ontstaat om bewust te overwegen welke langetermijngevolgen dit kan hebben. Hierdoor ontstaat er vaak een vicieuze cirkel.

 

Het ervaren van verbondenheid met anderen kan een beschermende factor zijn tegen angst en kan tevens een bevorderende factor zijn bij het herstel van een voedings- en lichaamsgerichte coping (Homan et al., 2012). Het delen van ervaringen en gevoelens met anderen die empathie tonen en ondersteuning bieden, kan mensen helpen om hun angsten te begrijpen en te verminderen. Daarnaast kan het stap voor stap blootstellen aan angstwekkende situaties een effectieve manier zijn om de angstrespons te verminderen en nieuwe, positieve ervaringen op te bouwen. Hierbij kun je denken aan het eten van voedsel dat als ‘angstaanjagend’ wordt beschouwd of bijvoorbeeld iemand anders de keuze laten maken voor wat er gegeten gaat worden. Door stapsgewijs te worden blootgesteld aan situaties, kan er worden ervaren dat de gevreesde uitkomsten niet altijd plaatsvinden en tevens stelt het mensen in staat om geleidelijk aan te wennen aan de stress die gepaard gaat met het confronteren van hun angsten. Dit kan helpen om overweldiging te voorkomen en de kans op een negatieve reactie te verkleinen (Craske et al., 2008). Daarnaast zijn kleine, behapbare stappen nodig om succeservaringen op te kunnen doen en de neiging tot vermijdingsgedrag te verminderen. Deze succeservaringen kunnen het zelfvertrouwen vergroten en het geloof in het vermogen om met angstige situaties om te gaan versterken.

 

 

 

 

Brewerton, T.D. (2007). Eating disorders, trauma, and comorbidity: focus on PTSD. Eating Disorders, 15(4), 285-304.

Craske, M.G., Kircanski, K., Zelikowsky, M., Mystkowski, J., Chowdhury, N., & Baker, A. (2008). Optimizing inhibitory learning during exposure therapy. Behaviour Research and Therapy, 46(1), 5-27.

Heim, C., & Nemeroff, C.B. (2001). The role of childhood trauma in the neurobiology of mood and anxiety disorders: preclinical and clinical studies. Biological Psychiatry, 49(12), 1023-1039.

Homan, K.J., Tylka, T.L., & Berman, S.L. (2012). Self-compassion and body dissatisfaction in women: a randomized controlled trial of a brief meditation intervention. Mindfulness, 3(1), 27-37.

Kaye, W.H., Fudge, J.L., & Paulus, M. (2009). New insights into symptoms and neurocircuit function of anorexia nervosa. Nature Reviews Neuroscience, 10(8), 573-584.