Ik wist niet meer wie ik was. Verloor mezelf aan een hogere macht.
De eetstoornis nam mijn leven over. Hij raasde door mijn hoofd en zette alles op zijn kop.
Mijn leven vloog aan me voorbij. Het was alsof ik in mijn eigen film speelde. Een slechte film.
Een grote chaos aan verhaallijnen.
Ik wist niet meer welke rol ik moest spelen.
Leeg. Dat was wat ik was. Er was niks meer over van wie ik ooit geweest was.
Ik kon niet meer voelen. Het leven boeide me niet meer.
De wereld en alles om me heen leek deel uit te maken van een slecht opgezet plan.
Mijn kracht en hoop leek uit me te vloeien.
Geen dromen, toekomst, geen perspectief.
Stapje voor stapje minder ik.
In een andere realiteit had ik mijn eigen wereld gebouwd. Ver verwijderd van alles om me heen.
Deze realiteit hield mij in leven. De realiteit van mijn eigen wereld, de wereld waarin ik wél sterk was.
Waarin ik iets voorstelde. Waarin ik iets was. Waarin ik kon uitblinken.
Iedere hap die ik niet nam gaf mij kracht. Kracht om door te gaan met mijn ziekelijke patroon.
Ik voelde mijn lichaam verzwakken en mijn hoofd tollen. Maar toch wist ik door te gaan.
Randje afgrond. Maar ik stond nog overeind. Nog een stapje verder en ik zou er niet meer zijn.
Ik voelde geen angst. Had niks te verliezen.
Wanhoop. Ik wist niet meer hoe ik hier uit zou komen en of ik dat nog wel zou willen.
Mijn eigen realiteit streef boven de realiteit van deze vreemde wereld uit.
Ondanks dat deze wereld een hel was, was het mijn thuis. Mijn veilige basis.
Ik haalde een vreemd soort gelukzalig gevoel uit mijn leegte. Uit mijn honger. Uit mijn pijn.
Zelfdestructie. Ik wist waar dit toe zou leiden.
En hoewel het pijn zou moeten doen, deed het me niks.
Ik wilde verlossing van het kwaad in mijn hoofd. Verlossing van mijn gevangenschap.
En hoewel de sleutels tot bevrijding mij toe werden gegooid, wilde ik ze niet vangen.
Ik wilde dat deze hel bleef bestaan.
Ook al zou ik hier sterven. Alles had ik er voor over.
Niets of niemand kon mij losmaken.
Het was te sterk. Het kwaad had mij overgenomen.
De eetstoornis was mijn identiteit geworden.
Mijn leven was ik kwijtgeraakt en ik wilde niet meer gevonden worden.
De energie was op. Het vuurtje was uit.
Ik dacht dat dit mijn einde was.
Dat ik hier nooit uit zou komen.
Mezelf niet meer terug zou gaan vinden.
Weken, maanden, jaren heeft het geduurd…
Ik gaf niet op. Kon het niet. Mocht het niet.
Hield een minuscuul beetje hoop, stiekem in mijn achterhoofd.
Langzaam voelde ik mijn lichaam weer op kracht komen.
Ik voelde de strijd, de hel, de oorlog, uitdoven.
Steeds meer naar de achtergrond. Er kwam weer gevoel.
Pijn. Verlossing. Stukjes van wie ik zou willen zijn kwamen terug tot mij.
Het was niet het einde, maar een nieuw begin.
Mijn oude pijn zou mij terug gaan brengen naar een nieuw ‘zijn’.
Reactie plaatsen
Reacties